Elke dag wacht ik in het openbare toilet op iemand die op mij kan scheten. Ik leef om smerige en kleverige schijn, hoe stankender des te beter. Recht nu komt dit knappe schoolmeisje de kabine binnen en buigt zich over het stinkgat. Ik opendoe mijn mond, wachtend op de ontlastingsnesten om te vallen. Ik kaak op de ontlasting zodra hij mijn mond binnengaat, etend hem alsof het een smakelijke zoete lekkernij is gemaakt alleen voor mij.