Ontevreden, trok Ahmya haar slippen naar beneden en vulde de kom met haar plas. Haar krachtige, zoute stroom mengde zich goed met de brose pastei, en een warme, gouden soep ontstond. Kleine wolkjes van taart zweefden op het urinesoep, en de slaaf ging onmiddellijk aan de soep werken met zijn gezicht, alles oplikkend. Het zoete-zoute drankje verzachte zijn dorstige keel, en voordat hij kon afmaken, spuugde Ahmya groote klonten snot uit en spuwde het onderin in de kom om te mengen met de overgebleven taartbrokken. De slaaf glimlachte innerlijk terwijl hij nog steeds warme snot uit de bodem van de heldere, glazen kom opliep.